Wielrennersalarm

 

Wanneer je, net als ik, niets met wielrennen te maken hebt (behalve dan dat je schoonvader het doet), kun je nog wel eens vreemd opkijken wanneer je op een zonnige zomerdag overvallen wordt door een groep van deze kilometervreters.

Op weg!

 

Deze zomer was ik aan het werk op een zorgboerderij, gelegen op een idyllisch plekje in Wilnis (wat de meeste van jullie kennen van de dijkdoorbraken).
Deze boerderij is gelegen aan het riviertje de Kromme Mijdrecht en is een geliefd plekje voor natuurkampeerders, kanoërs en dagjesmensen.
Naast de boerderij met tal aan dieren en land is er een camping en een restaurantje met terras.
Het was hier dat ik als begeleider van een clubje werknemers aan het werk was.
Het bijzondere van deze boerderij is dat hij volledig gerund wordt door verstandelijk gehandicapten.
Zij verzorgen de dieren, runnen de camping en bedienen de klanten, die op een warme dag als deze nooit voorbij fietsen zonder een bakje koffie met appelgebak te nuttigen.
Dit vereist wel de nodige coördinatie en flexibiliteit, maar meestal is zo’n dag gezellig en valt het qua drukte voor de werknemers wel te overzien.
Dat is.. als er geen wielrenners langs komen…
Niemand had mij verteld over het blijkbaar alom bekende wielrennersalarm…

Lekker fietsen met elkaar.

 

Ik sta dan ook nietsvermoedend in de keuken koffie te schenken, wanneer de vrouw naast mij verstard en zenuwachtig het raam uitkijkt, waar vanuit je de dijk kunt zien liggen.
“Nee, nee, neeeee…”, begint ze.
Vanaf het terras komen de werknemers die terras lopen naar binnen gesneld om samen met haar uit het raam te turen.
“Nee, nee, doorfietsen, doorfietsen!!”
Ik vraag me af wat er aan de hand is en wanneer ik naar buiten kijk zie ik het probleem.
Een heel peloton wielrenners komt op de dijk aangefietst.

Alarmfase.

 

Even lijkt het alsof ze zullen doorfietsen (dit onder veel gejuich van de werknemers), maar dan lijkt de koploper zich te bedenken.
“Shit, ze hebben het bord gezien”, hoor ik naast me zeggen en denk aan de kruiwagen die aan de dijk staat, met de bloemige uitnodiging wat te komen drinken bij ons.
“Nou”, zeg ik vrolijk, “het lijkt erop dat we wat gaan verdienen”, maar ik wordt aangekeken alsof ik de gene ben die niet spoort.
“Ik ga niet naar buiten, hoor”, roepen ze in koor en het lijkt erop dat ik de groep zelf zal moeten bedienen.
Ik doe m’n schort voor en besluit alvast naar buiten te gaan.

Welbekend affiche.

 

Nieuwsgierig sta ik naast het hok met konijnen, wanneer één voor één de heren afstappen.
Als komische tapdansers komen ze met kromme benen voorbij getikt op hun speciale schoenen.
Vanuit de keuken hoor ik de mensen proesten.
“Zo, zijn die konijntjes voor de kerst?” zegt er één.
De rest volgt.
Bij het terras gekomen begin ik de angst van de werknemers te begrijpen.

Twintig mannen beginnen aan tafels en stoelen te trekken en schuiven en binnen de kortste keren is het ingebouwde systeempje, waardoor iedereen weet wat waar naar toe moet, verdwenen.
“Uh.., kan ik jullie helpen?”
Twintig mannen beginnen druk door elkaar te praten.

Terrastafereel.

 

“Koffie!”
“Ja, ik ook”
“En jij?”
“Thee”
“Hij wil thee”
“Kees is naar de wc, maar die wil vast koffie”
“Ja, ik ook!”
“Ik niet, heb je saucijzenbroodjes?”
“Ja, ik ook”

Nadat ik iedereen om de beurt de vingers op heb laten steken, heb ik alle bestellingen binnen.
Behalve van Kees, die wil toch liever thee.
Dan begint het werk in de keuken.
Er wordt hard gelachen als ik met een rood hoofd binnen kom.
“Zeiden we toch?”, wordt er geroepen, maar gelukkig helpt iedereen mee de bestelling in orde te maken.
Wanneer eindelijk iedereen geholpen lijkt, kijken we uit het luikje naar de wielrenners.
Sultana’s, bananen en evergreens komen uit de tassen tevoorschijn en binnen de kortste keren liggen de tafeltjes bedekt.

Na afloop.

 

Ik zucht en ga met m’n dienblad naar buiten, even opruimen.
Even verstijf ik wanneer de discussie begint over nog een kopje of doorfietsen.
Het lijkt er weer van te komen als de koploper zich lijkt te bedenken.
Ze gaan doorfietsen.
Hoera!

Maar dan is er nog de kwestie van betalen.
We hebben bij de keuken een luik van één bij één, waar de mensen kunnen afrekenen.

Pecunia.

 

Ik stap naar binnen en wanneer ik uit het luikje kijk, barst ik zelf haast in lachen uit.
Twintig man staat voor het luik geperst te graaien in zakjes en kleine ritsportemonneetjes.
Op de toonbank worden deze leeggegooid en het resultaat is een hele hoop van tien centen, twintig centen en losse euro’s.
Hier de letterlijke vertaling van een zakcentje, maar eerlijk is eerlijk, geduld hebben ze wel.
Wanneer de werknemer, die kassa heeft, de boel uit gaat tellen; “tien…twintig…éénentwintig…zesentwintig….”.

Daar gaan ze weer.

 

Tien minuten, wat getik en geschreeuw later, kijken we ze na de dijk af.
Het terras is een chaos en met hun vertrek ook helemaal leeg.
“Wie wil er koffie?”, vraag ik en het antwoord is positief.
Uit de keuken komt dezelfde vrouw gesneld, met in haar hand de fooienpot in de vorm van een olifant.
“Ze hebben hartstikke veel gegeven, mag ik tellen?”

Ik moet lachen, maar ben blij dat ik mijn eerste wielrennersalarm overleefd heb.

Cathelijne Vercouteren

 

Volgend bericht

Speak Your Mind

*

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.