Er zijn meer deelnemers aan Pontje-Pontje die een verslag kunnen schrijven.
Ieder beleeft de tocht op zijn eigen manier en geeft zijn indrukken weer.
Hier het relaas van zo’n rijder.
Het is de dag die Michiel, de uitzetter van de rit, al ver van tevoren heeft gepland.
De voorspellingen voor een lange toer van TC Axel, de roemrijke Pontje-Pontje rit, wijzen in de richting van een soort survival.
Zonnetje aan de start, harde wind onderweg, fikse buien rond de stop en weer prachtig weer terug naar huis.
“Mooi zat om de rit toch te rijden’’, schat de goed gemutste organisator in.
Hij krijgt gelijk: het startschot, traditioneel gegeven op De Griete, klinkt met een kleine twintig mannen en vrouwen, twee van hen zijn gastrijders.
“Jie d’r oek bie, da-kan nog gezellig worren’’, smoezelt Chris, de vrolijke pensionado, de man van de kwinkslagen, die zich met zijn opvallend blauwe racebolide snel op kop zet.
Best een kleurrijk clubje, eigenlijk, met een paar stoere krachtpatsers om het tempo te dicteren en wat vrouwelijke boegbeelden van het voornamelijk Axelse gezelschap.
Klaar voor een vette honderd kilometer Zeeuwse onverzettelijkheid.
Het eerste half uur krijgt een droevig tintje.
Zo net na Ossenisse wordt een auto uit het land getakeld, die zo gebutst en gedeukt is dat hij niet meer herkenbaar is en die overleven welhaast onmogelijk heeft gemaakt.
Dat blijkt later ook wel uit de eerste onheilspellende berichten: vannacht om één uur een bocht gemist, twee Belgische jongeren aan boord, één dode, één ernstig gewonde.
Hoe meedogenloos kan het leven zijn op zo’n vroege morgen.
De dobberende boot, de haperende Garmins, het zicht op de kabbelende zee, de eerste stappen aan boord.
De zinnen zijn alweer een beetje verzet.
“Ik geloof dat ik maar hier boven blijf zitten, anders word ik zeeziek’’, huivert de dame met de racefiets waarop de gouden Annemiek van Vleuten zelfs een tikkeltje jaloers zou zijn.
“Ik heb wel trek in een bakje’’, duiken anderen al naar onder in de boot.
De eerste anekdotes rollen over de wankele tafels, de eerste sterke verhalen over oude, veel te snelle benen, opschepperig gedrag, hoge snelheden op het tegenwoordige fenomeen uit het groeiende toerfietserspeloton: Strava.
“Ik ken mannen’’, klinkt het, “die zetten zo’n rit er alleen maar op als hij minstens boven de dertig is.’’
Tegen tien uur meert de ‘Onderneming’ aan, de Bevelandse kust lonkt, het eerste traject, onderweg naar Goes en omstreken, is prachtig.
Smalle weggetjes, veel groen, veel water, serene stilte, ademloos mooi.
“We n’èn t’ard gerejen’’, stelt Michiel vast als we een uur en een kwartier te vroeg arriveren voor de afvaart van een pontje van Kamperland naar Veere.
De Zeeuwen van deze kant, overkanters voor ons, hebben het tochtje ’Rondje-pontje’ genoemd, weinig origineel afgeleid van onze traditie.
“Ik stel voor’’, zegt Michiel inventief als altijd, “dat we tien kilometer om gaan rijden over Vrouwenpolder.’’
Dat hebben we geweten ook.
Net voorbij de Bevelandse goudkust, in het surfwalhalla van De Schotsman, vallen de eerste druppels, geselen de eerste slagregens de gekromde ruggen en drijven we als op rollende zeilplanken richting Veere.
“Ier is’t’’, jubelt de koerskapitein even later.
Bekend terrein, reageren de kenners.
Ik herken een soort van overkantse arrogantie als de ober zich aan onze tafels meldt.
“Die fietsen mogen daar niet staan’’, bromt hij eerst.
“Dat wil onze kok niet.’’
Daarna, als hij nogal sikkeneurig de lunch komt opnemen, klinkt het dreigend: “ik wil niet te veel verschillende bestellingen, dat wordt veel te moeilijk…’’.
Zeker ook omdat de kok dat niet wil?
Het is niet eens een smetje op de verder zo feilloze dag.
Michiel kondigt later aan: “volgend jaar gaan we weer op het vliegveld lunchen, daar kan alles en zijn de mensen super vriendelijk.
’’We zijn dan alweer terug, uitgewaaierd in kleine clubjes vanaf Terneuzen, na een snel ritje naar de boot in Vlissingen, een nog snellere rit vanaf Breskens met de wind in de zeilen.
Ik spreek zeker namens alle rijders als ik zeg: alle hulde voor Michiel, Pontje-Pontje was weer een prachtdag.
Tekst: Frits Bakker
Speak Your Mind