Mijn scheurkalender heeft het over de ontwikkeling van de koersfiets, de vooruitgang.
Als we onze koersfiets bekijken verbazen we ons niet meer over de techniek die er allemaal aan gemonteerd zit.
Het is allemaal zo vanzelfsprekend.
Vroeger was het een ware ontdekking van techniek dat de fiets moest ondergaan.
Nu gebeurt het nog steeds al zijn de verandering nu minder opzienbarend.
Nieuwe kleuren, frames die iets van vorm veranderen, het aantal pionnen achter die nu al elf bedraagt, elektrische bediening van de derailleurs, zelf de bidonhouders zijn anders geworden.
Alles heeft zijn oorsprong in het verleden gehad.
Zo als bij alle veranderingen was er ook tegenstand om het te gebruiken tot het voordeel zich uitspreekt.
Wat te denken bij de derailleur!
De eerste racefietsen hadden geen versnellingen.
Later kon een renner schakelen door zijn achterwiel om te draaien, aan beide zijden was een tandwiel gemonteerd.
De derailleur zorgde voor een revolutionaire ommekeer.
Vreemd genoeg wekte dat mechanisme bij velen weerstand op.
Het apparaat werd gezien als een teken van zwakte.
Zo’n variabel verzet is iets voor bejaarden.
‘Is het niet beter om te winnen door de sterkte van de spieren dan door een technisch foefje? We worden mietjes’, was een veel gehoorde reactie.
Toch bewees Marthe Hesse het tegendeel door Edouard Fisher, destijds kampioen, kansloos te verslaan met een drieversnellingsderailleur!
Pas in 1937 werd het in de Tour toegestaan deze nieuwigheid te gebruiken.
In de vroegere tijd van ontwikkelingen over deze attributen vergaapte men zich.
Tegenwoordig weten we zelfs niet eens dat ze ooit eens moesten worden uitgevonden.
Speak Your Mind